De kat heeft in het bos een hond aangetroffen. De hond is vastgebonden aan een boom en wacht op zijn baas. De kat probeert te begrijpen hoe het mogelijk is dat de hond zo lijdzaam kan liggen wachten op iemand die waarschijnlijk niet terugkomt. Ze praat met een paar dieren over de hond en zijn baas, maar eigenlijk heeft ze het altijd over macht, onmacht en zichzelf. In dit zevende hoofdstuk doet de kat wat katten doen. De tekst is opgenomen in de verzamelbundel Jij en ik en alle andere kinderen (uitgeverij Querido), met tekeningen van Korneel Detailleur.